Sinds 1 januari 2021 is de Wet Franchise van kracht. Het doel van deze nieuwe wet is om de voorheen ongelijke relatie tussen franchisegever en franchisenemer meer in balans te brengen, en daarmee de franchisenemer te beschermen. In dit blog bespreekt Oprecht Advocaten de vier belangrijkste aspecten van de wet.

Hoofdlijnen Wet Franchise

Het uitgangspunt van de Wet Franchise is dat franchisegever en franchisenemer zich over en weer moeten gedragen als goed franchisegever en goed franchisenemer. Dat betekent dat zij rekening moeten houden met elkaars belangen, zorgvuldig moeten handelen en daarbij een bepaalde mate van redelijkheid en billijkheid in acht moeten nemen. Naast deze open norm, die in de rechtspraak verdere invulling moet krijgen, kent de wet ook een aantal concrete verplichtingen:

  1. Informatieplicht

Sinds de inwerkingtreding van de wet hebben zowel franchisegever als franchisenemer een informatieplicht. Deze informatieplicht begint al in de pre-contractuele fase.

Zo moet de franchisenemer de franchisegever in de pre-contractuele fase tijdig informatie verstrekken over zijn financiële positie, voor zover deze informatie redelijkerwijs van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Ook de franchisegever heeft in de pre-contractuele fase een informatieplicht. Hij moet de franchisenemer op tijd, dat wil zeggen minimaal vier weken voor de tekendatum van de franchiseovereenkomst, informeren over de in de wet voorgeschreven onderwerpen. In de daaropvolgende vier weken (de stand still periode) mag de franchisegever geen aanvullende voorwaarden stellen of voor de franchisenemer negatieve wijzigingen in de overeenkomst doorvoeren. Ook mag de franchisegever de franchisenemer in deze periode niet dwingen om alvast investeringen te doen of documenten te tekenen (met uitzondering van de geheimhoudingsovereenkomst). De informatieplicht van de franchisegever ontslaat de franchisenemer overigens niet van de verplichting om, voordat de franchiseovereenkomst wordt gesloten, binnen de redelijkheid en billijkheid ook zelf onderzoek te doen.

Als de franchiseovereenkomst is gesloten moet de franchisegever de franchisenemer tijdig, begrijpelijk en duidelijk informeren over de voor hen relevante onderwerpen, zoals beoogde wijzigingen in de overeenkomst, de besteding van franchisevergoedingen en de van franchisenemer verlangde investeringen. Ook moeten franchisegever en franchisenemer minimaal één keer per jaar met elkaar overleggen.

  1. Instemmingsrecht

Met de inwerkingtreding van de Wet Franchise heeft de franchisegever voor bepaalde wijzigingen voorafgaande toestemming nodig van de franchisenemer of, bij meerdere franchisenemers, een meerderheid van de franchisenemers. Zo moet(en) de franchisenemer(s) onder meer instemmen met wijzigingen van de overeenkomst

en de exploitatie van een afgeleide formule, als deze plannen in de wet genoemde financiële gevolgen voor de franchisenemer(s) hebben. Denk bij financiële gevolgen aan het doen van investeringen, hogere of andere kosten of een beoogde omzetderving. Het is mogelijk om hiervoor in de overeenkomst een drempelwaarde op te nemen.

Let op: voor franchiseovereenkomsten die vanaf 1 januari 2021 zijn gesloten geldt het instemmingsrecht direct. Voor overeenkomsten die voor die datum zijn gesloten en doorlopen na 1 januari 2021, geldt het instemmingsrecht pas vanaf 1 januari 2023.

  1. Goodwillregeling

In franchiseovereenkomsten die vanaf 1 januari 2021 worden gesloten, moet een goodwillregeling worden opgenomen. Daarin moeten in ieder geval bepalingen worden opgenomen over:

  • De wijze waarop wordt vastgesteld óf er goodwill aanwezig is in de onderneming van de franchisenemer.
  • Als dat zo is, hoe wordt vastgesteld wat de omvang daarvan is en in welke mate die goodwill is toe te rekenen aan franchisegever.
  • Hoe de goodwill die is toe te rekenen aan de franchisenemer bij beëindiging van de overeenkomst aan hem zal worden vergoed.

Let op: voor overeenkomsten die voor 1 januari 2021 zijn gesloten, geldt deze verplichting pas vanaf 1 januari 2023.

  1. Post-contractueel non-concurrentiebeding

Bij franchiseovereenkomsten die vanaf 1 januari 2021 worden gesloten, gelden er bijzondere vereisten voor het post-contractuele non-concurrentiebeding. Een dergelijk beding is slechts geldig als het:

  • Strikt noodzakelijk is voor de bescherming van de knowhow van de formule van de franchisegever.
  • Op schrift is gesteld.
  • De duur is beperkt tot maximaal één jaar na afloop van de franchiseovereenkomst.
  • Alleen geldt voor goederen en diensten die concurreren met de goederen of diensten waarop de franchiseovereenkomst betrekking heeft.
  • Geografisch niet ruimer is dan het gebied waarbinnen de franchisenemer binnen de franchiseformule werkzaam was.

Een non-concurrentiebepaling in strijd met de Wet Franchise is nietig.

Let op: voor overeenkomsten die voor 1 januari 2021 zijn gesloten, gelden deze eisen pas vanaf 1 januari 2023.

Dwingend recht

De Wet Franchise is zogenaamd dwingend recht. Dat wil zeggen dat partijen voor in Nederland gevestigde franchisenemers niet van de regels mogen afwijken, behalve als dat in het voordeel is van de franchisenemer.

Vragen?

Heeft u hier vragen over? Of wilt u laten controleren of uw franchiseovereenkomst aan de Wet Franchise voldoet? Neem dan gerust contact op met Linda Bijl, via l.bijl@oprecht.nl of 0229-285070.