Een beroep van een werkgever op de verjaring van vakantiedagen slaagt niet zomaar. Een werkgever moet kunnen aantonen dat hij aan zijn zorg- en informatieverplichting heeft voldaan. Ook moet het voor een werknemer niet onmogelijk zijn geweest om zijn vakantiedagen op te nemen binnen de nationale verjaringstermijn van vijf jaar. Oprecht Advocaten legt u aan de hand van een recente uitspraak van de Hoge Raad uit hoe dit zit.

De zorg- en informatieverplichting uit het Max Planck-arrest
Het recht van een werknemer op jaarlijkse vakantie met behoud van loon is op Europees niveau vastgelegd. In het zogenaamde Max Planck-arrest heeft Hof van Justitie van de Europese Unie aan dit recht een zorg- en informatieverplichting voor de werkgever verbonden. Op grond van deze verplichting moet een werkgever ervoor zorgen dat een werknemer:

  • Daadwerkelijk gebruik kan maken van zijn recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon;
  • Daadwerkelijk in staat is zijn vakantie op te nemen; en
  • Tijdig wordt geïnformeerd wanneer hij niet-opgenomen vakantiedagen dreigt te verliezen.

De casus
Waar draaide de onderhavige zaak om? Een werknemer (een advocaat) die ruim 13 jaar in dienst is bij zijn werkgever (een advocatenkantoor), krijgt een conflict over het aantal (ruim 200!) niet-genoten vakantiedagen. Dit conflict zorgt ervoor dat de relatie tussen werknemer en werkgever dusdanig verslechtert, dat de werknemer op non-actief wordt gesteld.

Vervolgens vordert de werknemer in een dagvaardingsprocedure bij de kantonrechter dat hij zijn opgebouwde en niet-genoten vakantiedagen mag opnemen. De werkgever verweert zich door zich onder meer te beroepen op verval (art. 7:640a BW) dan wel verjaring (art. 7:642 BW) van de openstaande vakantiedagen.

De werkgever start gelijktijdig een procedure om de arbeidsovereenkomst te laten ontbinden. De ontbindingsprocedure en de procedure over de vakantiedagen worden tegelijk behandeld, waardoor de kantonrechter de werkgever niet-ontvankelijk verklaart in zijn verweer in de dagvaardingsprocedure. Dit komt kort gezegd omdat hij bij beschikking van dezelfde datum in de ontbindingsprocedure de arbeidsovereenkomst ontbindt, en de werkgever veroordeelt tot uitbetaling van 22 vakantiedagen. De overige vakantiedagen zijn volgens de kantonrechter vervallen dan wel verjaard.

De zaak in hoger beroep en cassatie
De werknemer gaat in beroep tegen het oordeel van de kantonrechter dat de overige vakantie dagen zijn vervallen of verjaard. Hierop oordeelt het Gerechtshof Den Haag dat de niet-genoten wettelijke vakantiedagen niet zijn vervallen of verjaard, op basis van twee argumenten.

1. De werkgever heeft niet aan zijn zorg- en informatieplicht voldaan
Het hof verwijst hierbij naar het Max Planck-arrest, waaruit volgt dat een werkgever voor een geslaagd beroep op verjaring van vakantiedagen aan zijn zorg- en informatieverplichting moet voldoen. Volgens het hof heeft de werkgever onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat hij aan deze verplichting heeft voldaan.

2. De nationale verjaringstermijn is in strijd met Europees recht
Het hof gaat mee in het betoog van de werknemer dat de nationale verjaringstermijn ten aanzien van de wettelijke/ vakantiedagen buiten toepassing moet blijven. Op grond van de nationale wetgeving zou de vordering namelijk ook verjaren wanneer de werknemer gedurende de vijfjaarstermijn niet in staat is geweest vakantie op te nemen. Dit valt niet te rijmen met het op Europees niveau vastgelegde beginsel dat het wettelijke recht op vakantie van een werknemer niet kan vervallen, als de werknemer zijn vakantie niet heeft kunnen opnemen. De nationale verjaringstermijn levert daarom een ‘nationale regeling’ op die onverenigbaar is met het bepaalde in de richtlijn en het Handvest, zodat de nationale rechter deze op grond van Europese wetgeving buiten toepassing moet laten.

Daarnaast oordeelt het hof dat de werknemer de verjaringstermijn ten aanzien van de niet-genoten bovenwettelijke vakantiedagen heeft gestuit. Deze vakantiedagen zijn vanaf de stuitingsdatum dan ook niet vervallen of verjaard. Het hof veroordeelt de werkgever om voor deze niet-genoten bovenwettelijke vakantiedagen een vergoeding te betalen aan de werknemer.

Hierop gaat de werkgever in cassatie. Volgens hem volgt uit het Max-Planck-arrest niet dat vakantiedagen niet kunnen verjaren als een werkgever niet voldoet aan zijn zorg- en informatieverplichting. Zijn beroep faalt. Volgens de Hoge Raad heeft het hof, onder verwijzing naar het Max Planck-arrest en Europese wetgeving, de nationale regeling over verjaring terecht buiten toepassing gelaten.

Werkgevers opgelet!
Ga niet te snel uit van het vervallen of verjaren van (boven)wettelijke vakantiedagen. Uit de zorg- en informatieplicht volgt dat u uw werknemers herhaaldelijk en tijdig moet waarschuwen voor het dreigende verval van vakantiedagen. Dit kunt u op meerdere manieren doen (bijvoorbeeld via het intranet, uw verlofadministratie of het personeelsblad).

Bewaar alle communicatie rondom het vervallen of verjaren van vakantiedagen van uw werknemers. Mocht hier in de toekomst discussie over ontstaan, dan ligt de bewijslast bij u.

Vragen?
Uiteraard zullen we u van de ontwikkelingen op de hoogte houden. Heeft u hier in de tussentijd vragen over (verjaring van) vakantiedagen? Dan kunt u altijd contact opnemen met Linda Bijl, via l.bijl@oprecht.nl of telefoonnummer 0229-285070.